De Vallée des Viennes heeft veel karakter en een rijke geschiedenis.
Het woord Viennes, een naam die overigens aan meerdere rivieren in Frankrijk is gegeven, is ontleend aan het Keltisch: Wingen dat kromming, gebogen of bochtig betekent (bron: voyage dans l’origine des noms de lieux et de rivières du département de l’aube van Philippe Brun) of Ven (in het Vlaams) en Vehen (in het Nederlands) dat veen betekent (bron: Troyes, d’hier à aujourd’hui van Jacques Schweitzer).
Rond 650 stichtte priester Frobert de benedictijnerabdij Saint-Pierre de Montier-la-Celle op ongeveer 13 hectare moerasgrond in het plaatsje Insula Germanica, dat tegenwoordig de gemeente Germaine is.
Deze belangrijke abdij in het graafschap Champagne, die in Merovingische stijl was gebouwd, was in de twaalfde eeuw een van de rijkste en invloedrijkste abdijen van Frankrijk.
Het gebouw werd vernietigd tijdens de Franse Revolutie. Alleen de toegangspoort en een deel van de ringmuur zijn overgebleven en deze zijn tegenwoordig nog te zien.
Niet ver daarvandaan richtten vrouwen in 1230 een andere abdij met de naam Notre-dame-des-prés op. In 1236 werd dit een cisterciënzerabdij, die 500 jaar diende als woning voor priesters waar ze ook grond bewerkten. De moeder van paus Urbanus IV stierf in Notre-Dame-des-Prés, na daar de laatste jaren van haar leven te hebben doorgebracht. Haar zoon heeft haar hier ook laten begraven.
De gebouwen werden tijdens de Franse Revolutie verkocht en veranderen op hun beurt in woningen. Later werden ze afgebroken zodat de materialen hergebruikt of verkocht konden worden.
Lang na deze periode, tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd deze plek een commandopost van een verzetsgroep.
Tegenwoordig kunnen we naast een deel van de omheiningsmuur van de abdij die het landgoed van de geestelijken afbakende ook nog een bord zien langs de huidige voie des Viennes dat verwijst naar de vroegere functie van het gebouw en waarop staat: ‘Perken met Provins-rozen en lindebomen sierden de tuin van de abdij…’. (bron: La Vie en Champagne n°101 van Gérard André).
Nadat ze de grond gezuiverd en geïrrigeerd hadden, verbouwden de Benedictijnse monniken van de abdij voor het eerst groenten op dit land. Vanwege de kleiachtige grond die rijk is aan slib en sediment, was de Vallée des Viennes zeer geschikt om groenten op te verbouwen en kon de landbouw in de loop van de jaren ontwikkeld worden.
Veel later, in de vorige eeuw, waren er 27 groentetelers in de Vallée des Viennes die elk gewassen verbouwden op een vruchtbare grond van 5.000 tot 10.000 m².
Sommige van hen vervoerden hun producten met bootjes, ook wel schuitjes genoemd, via de Viennes en staken de vestingwerken bij Croncels over om ze te verkopen op de markt in Troyes. Anderen brachten hun producten met handkarren naar de markt in Sainte-Savine.