Toevoegen aan bladwijzer

Kunsten

François Gentil (begin 16e eeuw-1582)

Een van de grootste beeldhouwers van zijn tijd; zijn naam komt in de registers van kerken voor vanaf 1541 (hij maakt twee beelden voor de église St. Jean de Troyes), daarna in 1547 bij de Kathedraal, in 1548 weer bij Saint Jean, en in 1550 en 1553 bij Saint Nicolas. Hij werkt ook, onder leiding van Dominique Le Florentin, mee aan de voorbereidingen van de koninklijke intochten in de stad; van Hendrik II in 1548 en Karel IX in 1563.

Deze artiest wordt een losbandig leven toegeschreven: “hij zou geleefd hebben als een vrijdenkende arbeider, die alleen maar werkt om te drinken en zich te bezatten”.

Hij woont in Troyes, in de rue Notre Dame (nu de rue Urbain IV), tegenover de Saint Urbain. Hij laat de kerken van de stad unieke werken na, met name aan de Saint Nicolas, de Saint Pantaléon en deSainte Madeleine.

Dominique Del Balbiere, ook wel De Florentijn genaamd, en de mooie XVIe eeuw (1501-1572)

Als men in Troyes spreekt van de “Mooie 16e”, denkt men niet aan het 16e arrondissement van Parijs. Men verwijst naar deze periode van prachten praal in de geschiedenis toen de stad een briljante artistieke smeltkroes was op heel uiteenlopende gebieden zoals het beeldhouwwerk, de schilderkunst, wandtapijten, borduurwerk, goudsmederij of schilderen op glas. De heropbouw van de stad na de grote brand van 1524 versterkte alleen maar de in gang gezette tendens naar beurzen en markten, waarvan de internationale uitstraling ook de verspreiding van talenten en ideeën stimuleerde.

Een voorbeeld hiervan is de emblematische figuur Dominique Florentin. Zijn naam verloochent zijn origine: hij is geboren in Florence aan het begin van de eeuw. Het is een complete artiest: stucwerker, graveur, schilder, beeldkunstenaar, architect en beeldhouwer. Hij brengt de adem van de renaissance met zich mee en revolutioneert de kunstwereld van Troyes onder invloed Duitse, Vlaamse en Italiaanse stromingen. Na zijn werk voor het kasteel van Fontainebleau, investeert de Florentijn al zijn wetenschap van de architectuur en decoratie in zijn geadopteerde stad.

De Mooie XVIe eeuw van Troyes is een unieke collectie van 2.800 geklasseerde beeldhouwwerken, oftewel twee derde van het regionaal erfgoed uit deze periode en deze discipline.

De grootste musea ter wereld, zoals het Louvre, in Londen of in New York hebben enige werken ervan in hun collectie. Daar verschijnt een vrouwelijk type, heel karakteristiek, dat van een Maagd, met een ovaalvormig gelaat, een hoog, gebogen voorhoofd, amandelvormige, lichtjes gespleten ogen, met golvend haar in twee symmetrische helften en een delicate glimlach.

Linard Gonthier (1566-1641)

Meester-brandschilder, specialist in grisaille en miniaturen op glas. In talloze kerken van Troyes vindt u nog steeds voorbeelden van het vakmanschap van deze man die in de 17e eeuw al snel de leiding zou hebben over een florerende en beroemde werkplaats. Hij maakt talloze ramen voor de église Saint Martin ès Vignes, die tijdens zijn leven gebouwd wordt. Ook voor de Kathedraal met het raam van de Onbevlekte Ontvangenis (oorspronkelijk gemaakt voor de église Saint Etienne, nu verdwenen) en dat van de Mystieke wijnpers en zijn twaalf apostelen, een mooi voorbeeld van geëmailleerd glas.

Al het vakmanschap van de meesterbrandschilder komt tot uiting in een serie “burger”-ramen die gemaakt zijn voor het Hôtel de l’Arquebuse, in de rue de la Planche Clément; deze werken, die nu bewaard worden in de Mediatheek van Troyes, zijn uit 1621, en gemaakt ter herinnering aan het bezoek dat Hendrik IV de stad bracht in mei 1595.

Hij bleef er maar één dag, maar als men de scènes moet geloven die Linard Gonthier schilderde dan deden de festiviteiten zijn koninklijke status eer aan. De koning doorkruiste de stad te paard, onder een baldakijn “van paars velours, bezaaid met gouden Franse lelies op een paarse satijnen achtergrond ook bezaaid met Franse lelies met vier koninklijke blazoenen en acht opgestikte H’s”.

Pierre Mignard (1612-1695)

Broer van Nicolas, beroemd geworden door zijn portretten waaronder dat van Lodewijk XIV voor de Infanta van Spanje (Maria-Theresia van Bourbon). Hij wordt benoemd tot schilder van de koning en Directeur van Gobelins. Na een lang verblijf in Italië waar hij zich de Italiaanse barok eigen maakt, wordt hij in 1657 als gevierd man teruggeroepen naar het hof. Hij staat lijnrecht tegenover de denkbeelden van Le Brun, en weigert dan ook lid te worden van de Academie, waardoor hij minder makkelijk officiële opdrachten zal kunnen krijgen.

Anna van Oostenrijk geeft hem echter toch de opdracht de koepel van de Val-de-Grâce kerk te decoreren, wat zijn meesterwerk wordt. Hij portretteert schrijvers en vrouwen, hij schildert het portret van Molière, van Boussuet, van Mme de Montespan, van Mlle de la Vallière, van Mme de Sévigné, en maakt niet minder dan 10 portretten van Lodewijk XIV. In 1690, na de dood van Le Brun, wordt Mignard benoemd tot eerste schilder en directeur van de Academie.

Peinture de Pierre Mignard

François Girardon (1628-1715)

Girardon is één van de meesters van de decoratieve en monumentale beeldhouwkunst. Geschoold in Rome, , lid van de academie vanaf 1657, wordt hij eerste medewerker van de schilder Le Brun, en officieel beeldhouwer van Lodewijk XIV.

Hij werkt met André Le Nôtre aan de bouw van het kasteel van Vaux-le-Vicomte. Daarna werkt hij aan de decoratie van de Apollogalerij van het Louvre, en maakt belangrijke werken voor de tuinen van Versailles, waaronder Apollo bediend door de nimfen, het winterstandbeeld, het bas-reliëf Het bad van de nimfen, De ontvoering van Proserpina.

Ook van zijn hand is de graftombe van Richelieu, bij de Sorbonne en het standbeeld van Lodewijk XIV te paard dat stond op de Place Louis-le-Grand (tegenwoordig place Vendôme), maar verwoest werd tijdens de Franse revolutie, en waarvan een schaalmodel nu in het Louvre staat.

Nicolas Mignard (1606-1668)

Deze Franse schilder en graveur, broer van broeder Pierre Mignard, wordt door Lodewijk XIV opgeroepen vanwege zijn talenten als architect en onder andere belast met de decoratie van de appartementen op de begane grond van de Tuileries in Parijs. Hij is ook specialist in etsen met sterk water (afbeelding verkregen door middel van bewerking van een koperplaat met salpeterzuur gemengd met water)

Maurice Marinot (1882-1960)

Schilder waarvan het talent tot uitdrukking komt in zijn glaskunst, hij blaast zelfs zijn eigen glas, en studeert aan de École de Beaux-arts in Parijs van 1901 tot 1905. Hij wordt gerekend tot de fauvisten, al gebruikt hij wat lichtere kleuren.

Er is een mooie verzameling glaskunst en schilderijen van hem te bewonderen in het Musée d’Art Moderne in Troyes.

De familie Cochu

Jaques II Cochu maakt in 1732 de grote orgels van de cathédrale Saint Pierre Saint Paul. Het is een instrument in klassieke Lodewijk XV-stijl dat geplaatst wordt in de abdij van Clairvaux. Tijdens de revolutie demonteert zijn kleinzoon René Cochu het orgel om het op zijn huidige plaats weer in elkaar te zetten.

Zijn zoon, Jaques III Cochu en diens kleinzoon René Cochu, maken in 1785 het orgel van de église Saint Nicolas in Troyes uit de Lodewijk XVI periode.

René Cochu maakt ook, in 1805, het orgel van de église Saint-Jean-au-Marché. Het is een van de weinig Europese orgels uit de Empire-periode.

Deze Cochu-dynastie zou nog nog talloze andere orgels in de Champagne en de Bourgogne maken.